Militair mishandeld, dader door politie niet vervolgd!

Militair mishandeld, dader door politie niet vervolgd!

Recentelijk kwam een militair bij ons die tijdens het uitgaan was mishandeld. Hij deed vervolgens aangifte bij de politie en kreeg niet lang daarna een brief thuis waarin stond dat er onvoldoende bewijs was om de daders te vervolgen. De zaak werd dus geseponeerd.

De militair gaf ons echter aan dat er wel degelijk getuigen waren en dat hij niet begreep dat de zaak was geseponeerd. Voor deze militair hebben wij vervolgens een zogenaamde artikel 12 (Wetboek van) Strafvordering procedure bij het Hof opgestart. In de ‘volksmond’, wordt dit inmiddels ook wel een ‘Wildersje’ genoemd.

Het Hof hoorde de militair aan en vernam zo dat er wel degelijk getuigen waren. Hierop werd het OM opgedragen om toch tot vervolging over te gaan. Nu kon de militair zich ook als slachtoffer in de rechtszaak ‘voegen’ en de geleden schade bij de dader terugvorderen.

In de daaropvolgende rechtszaak werd de dader veroordeeld en moest hij gelijk de toegewezen schadevergoeding aan het slachtoffer betalen. De Staat der Nederlanden verzorgde eveneens de incasso voor het slachtoffer.

De militair was uiteindelijk tevreden dat er toch ‘recht’ was gesproken.

U bent geïnformeerd!

De Defensieadvocaat

Accountant krijgt van tuchtrechter tik op de vingers voor rol in echtscheidingsprocedure.

Accountant krijgt van tuchtrechter tik op de vingers voor rol in echtscheidingsprocedure.

Accountant X stond twee echtelieden bij die in scheiding lagen. De man was al jaren cliënt van accountant X en volgens de Accountantskamer had X de vrouw moeten adviseren een andere accountant in de arm te nemen. Zijn betrokkenheid bij de man leverde immers een bedreiging op voor zijn objectiviteit en onpartijdigheid, aldus de tuchtrechter. Volgens X had hij de vrouw wel degelijk geadviseerd een andere accountant te raadplegen, maar hij kon daarvan geen bewijs overleggen.

Ga door met lezen

Amerikaanse vader ontvoert dochter, OM Arnhem eist gevangenisstraf.

Amerikaanse vader ontvoert dochter, OM Arnhem eist gevangenisstraf.

Het Openbaar Ministerie (OM) in Arnhem eist een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, tegen een 59-jarige man uit Daytona (Verenigde Staten). De man wordt ervan verdacht zijn dochter te hebben onttrokken aan het ouderlijk gezag door haar, zonder medeweten van de moeder, uit Ede te hebben meegenomen naar de Verenigde Staten.

Volgens de officier van justitie heeft de man op 27 mei 2009 voor grote opschudding gezorgd door zijn dochter voor het oog van haar klasgenootjes van het schoolplein te plukken en weg te scheuren. Niet alleen rondom de school, maar ook landelijk ontstond er grote maatschappelijke onrust. Er is een Amber alert uitgegaan en de Nederlandse bevolking is via radio en televisie op de verdwijning van het meisje geattendeerd.

De gevolgen voor het meisje en haar omgeving zijn zeer ingrijpend geweest. Van het één op het andere moment is ze weggerukt uit haar vertrouwde leefomgeving. Moeder en dochter hebben elkaar daarna bijna anderhalf jaar lang moeten missen. En nog steeds heeft het gebeuren veel impact op de levens van betrokkenen. ´Een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf is dan ook op zijn plaats´, aldus de officier.

Het OM stelt dat de man voor eigen rechter heeft gespeeld en zijn dochter tot speelbal heeft gemaakt in juridische procedures. Kort voor 27 mei 2009, op 20 mei 2009, bepaalde een Amerikaanse rechter dat alleen de vader het gezag over het meisje had. Dit vonnis is nooit voorgelegd aan een Nederlandse rechter. De man heeft dat volgens de officier bewust nagelaten. Daarnaast is er volgens moeder de dreiging van een mogelijk nieuwe ontvoering. Mede daarom eist de officier een jaar voorwaardelijk, zo werd op 26 juni bekend gemaakt.U bent geïnformeerd en gewaarschuwd!

Relatie Advocaat-Cliënt

Relatie Advocaat-Cliënt

Bij Dudink & Starink Advocaten kwam een militair binnen wiens vrouw er vandoor was met de advocaat die de scheiding had geregeld. Onze cliënt was gedagvaard door de nieuwe partner van zijn ex-partner betreffende de omgangsregeling met hun kind.

Regelmatig wordt de vraag gesteld of er relaties ‘opbloeien’ tussen advocaten en hun cliënten. Het antwoord is dus ja. Maar wat voor ellende dat kan opleveren…

Ga door met lezen

Kind kan ook nadat hij 21 jaar is geworden recht hebben op alimentatie!

Kind kan ook nadat hij 21 jaar is geworden recht hebben op alimentatie!

De vraag of kinderen na hun 21 jaar nog recht hebben op alimentatie, wordt regelmatig bij Dudink & Starink Advocaten gesteld. In onderstaande zaak wordt de regelgeving duidelijk uitgelegd.

Een student vordert de betaling van alimentatie door zijn vader. De rechtbank dient te beoordelen of hij een wettelijk of contractueel recht heeft op een bijdrage in levensonderhoud door zijn vader. De rechtbank komt tot het oordeel dat de zoon geen wettelijk, maar wel een contractueel recht heeft op een bijdrage in de kosten van levensonderhoud. Dat de student wellicht iets voortvarender had kunnen studeren, mag volgens de rechtbank het criterium niet zijn. Hij volgt thans immers wel een studie die goed verloopt.

Een wettelijke plicht tot betaling van levensonderhoud aan een jongmeerderjarige eindigt volgens artikel 1:395a BW als een kind 21 jaar is geworden. Boven het 21e levensjaar geeft artikel 1:392 BW nog steeds een recht op alimentatie, maar (lid 2) slechts voor zover men nog behoeftig is. Een student die minstens 21 jaar is en in staat geacht moet worden door arbeid in zijn levensonderhoud te voorzien, is niet behoeftig, zo stelt de voorzieningenrechter. Hij kan tegenover zijn ouders geen aanspraak maken op de middelen die hem in staat moeten stellen te studeren. Dit vindt steun in de wetsgeschiedenis (vgl. HR 9 september 1983, NJ 1984/535). De zoon heeft mitsdien geen wettelijk recht op levensonderhoud van zijn vader.

Als de vader zich contractueel heeft verplicht tot betaling van levensonderhoud in een verdergaande mate dan de wet bepaalt, dan mag de zoon zijn vader daar aan houden. Het echtscheidingsconvenant is gesloten tussen de vader en zijn ex-echtgenote. De zoon is daarbij geen partij. Echter, in het echtscheidingsconvenant staat dat de zoon vanaf zijn meerderjarigheid zelf het recht krijgt om nakoming te verlangen van de voormelde afspraak in het echtscheidingsconvenant. In zoverre is sprake van een derdenbeding, dat kennelijk door de zoon is aanvaard. De zoon heeft in deze dus een vorderingsrecht.

De vader betoogt dat hij zich gehouden heeft aan de bepalingen in het echtscheidingsconvenant. De zoon betwist dit. De bedoeling van het bepaalde in het echtscheidingsconvenant, als zijnde een schriftelijke overeenkomst, moet door de rechter worden vastgesteld aan de hand van hetgeen partijen bij die overeenkomst over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Uit een en ander volgt dat redelijkheid en billijkheid hierbij een rol spelen.

Vaststaat dat de zoon twee studies voortijdig heeft gestaakt en daarna twee jaar heeft gewerkt. In zoverre mag aan de zoon een weinig voortvarende studiehouding verweten worden. Echter, dat is niet het criterium. Het in het convenant vastgelegde criterium is dat de vader zijn zoon redelijkerwijs in staat moet stellen om een studie te volgen. In de gegeven omstandigheden zou het op grond van deze bepaling in redelijkheid te ver voeren om geen alimentatie toe te kennen. De zoon is thans (wel) serieus aan het studeren. De stelling van de vader dat de studie van zijn zoon slecht loopt onderschrijft de rechtbank dan ook niet. Waar de moeder bereid is haar steentje bij te dragen aan de kosten van haar zoon, mag dit in de gegeven omstandigheden op grond van hetgeen waartoe de vader zich in het echtscheidingsconvenant heeft verplicht, ook van hem worden gevergd.

De vader betoogt dat hij onvoldoende draagkracht heeft. De rechtbank passeert dit verweer. Het is aan de vader om zijn gestelde gebrek aan draagkracht in voldoende mate te onderbouwen met verificatoire bescheiden. Dat heeft de vader niet gedaan.
De zoon stelt dat zijn vader voor circa 71% bij dient te dragen in zijn kosten, gelet op de draagkracht van zijn vader in verhouding tot die van zijn moeder. Dit betoog faalt. Volgens het bepaalde in het echtscheidingsconvenant dient de vader € 175 per maand te betalen, te vermeerderen met de helft van de extra kosten vanwege de studie.

De rechtbank is in beginsel gehouden om zoveel mogelijk de (bijdrage in de) kosten van levensonderhoud vast te stellen aan de hand van alle concrete feiten en omstandigheden. Een deugdelijk onderbouwde stellingname ter zake van de werkelijke kosten van de zoon ontbreekt echter. De rechtbank begroot met inachtneming hiervan het aandeel van de vader in redelijkheid op € 300 per maand. Dat de zoon over (wezenlijk) vermogen beschikt, zoals de vader heeft betoogd, is niet aannemelijk geworden.

Uit vorenstaande wordt duidelijk dat studeren geld kost…

U bent geinformeerd.

Peter Starink, advocaat

Stichting OverlastDonatie (SODA) overdrijft.

Stichting OverlastDonatie (SODA) overdrijft.

Bij Dudink & Starink Advocaten kwam een wat oudere man binnen die bij de Albert Heijn door de beveiligingsbeambte was aangehouden op verdenking van winkeldiefstal ten bedrage van € 14,99-. Cliënt was echter wat verstrooid geweest en wilde gelijk betalen. Hij kreeg echter direct van de beveiligingsbeambte een Aanzegging Individueel Winkelverbod, waarbij als korte persoonsomschrijving wordt aangegeven: “Oudere man met stok”.

Vervolgens ontving hij van SODA een rekening van € 165,99 inclusief BTW voor de veroorzaakte ‘schade’ en het ‘gestolen’ boek. Dus € 151,-‘schade’ en € 14,99 voor het boek. Ons advies was simpel. Niet betalen.

Een week later werd de zaak wegens gebrek aan bewijs door de politie geseponeerd, oftewel in gewoon Nederlands, in de prullenbak gegooid! De brieven van SODA zagen er toch vrij formeel uit en wekken de indruk alsof ze van het Openbaar Ministerie afkomstig zijn. Het zou goed kunnen zijn dat mensen uit angst of onwetendheid, zich gedwongen voelen om maar snel te betalen. Feitelijk lijkt er dan sprake te zijn van wat men in de volksmond chantage noemt. Juridisch heet dat ‘afpersing’, dan wel ‘afdreiging’.

Voor de liefhebbers:

In artikel 317 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht wordt aangegeven:

Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld of bedreiging met geweld iemand dwingt hetzij tot de afgifte van enig goed dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde toebehoort, hetzij tot het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld, hetzij tot het ter beschikking stellen van gegevens, wordt, als schuldig aan afpersing, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie.

In artikel 318 Lid 1 van het Wetboek van Strafrecht wordt aangegeven:

Hij die, met het oogmerk om zich of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim iemand dwingt hetzij tot de afgifte van enig goed dat geheel of ten dele aan deze of aan een derde toebehoort, hetzij tot het aangaan van een schuld of het teniet doen van een inschuld, hetzij tot het ter beschikking stellen van gegevens met geldwaarde in het handelsverkeer, wordt, als schuldig aan afdreiging, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.

Het lijkt alsof er aangifte moet worden gedaan wegens ‘chantage’. Eens kijken hoe SODA daarop zou reageren.

U bent geïnformeerd…

Hein Dudink/Advocaat