In deze zaak werd een aspirant militair niet goedgekeurd en diende vervolgens een klacht in bij de Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen (CKA).
De commissie kreeg in eerste instantie nog van defensie te horen dat de keuring feitelijk niet was afgemaakt en de commissie daardoor niet ontvankelijk zou zijn. Dat argument werd door de commissie terzijde geschoven met de opmerking dat het niet uitmaakt of de keuring wel of niet is afgerond.
Vervolgens gaf de commissie aan dat moet worden uitgegaan van een strikte scheiding van verantwoordelijkheden en bevoegdheden tussen de keuringvrager en de keurend artsen.
In deze zaak kwam de commissie uiteindelijk tot de conclusie dat de aspirant militair niet goed was geinformeerd over het doel en de inhoud van de keuring conform de wet op de medische keuringen (Wmk). De arts dient dit zelfstandig te controleren. Klacht gegrond!
De Defensieadvocaat