Gezien de vele vragen over dit onderwerp, is het wellicht goed om er op te wijzen dat een rechtszaak niet altijd eindigt in een verhoging van de partneralimentatie.
In deze zaak vroeg een vrouw voor de tweede keer om wijziging van verhoging van de partneralimentatie op grond van gewijzigde omstandigheden.
Op basis van artikel 1:401 lid 1 BW kan een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud bij latere rechterlijke uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, wanneer zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen.
Vrouw had zelf baan opgezegd:
In deze zaak had de vrouw een van haar banen opgezegd, waardoor zij minder ging verdienen. Daarnaast was een van de kinderen meerderjarig geworden en betaalde de man voor dit kind niet langer alimentatie. In principe zijn dit gronden om tot een herbeoordeling van de door de man verschuldigde onderhoudsbijdrage te komen.
De rechter kan echter ook rekening houden met omstandigheden van niet-financiële aard. In die laatste categorie vallen gedragingen van de alimentatiegerechtigde. De beoordeling van die gedragingen kan leiden tot het oordeel dat van de alimentatieplichtige in redelijkheid niet langer kan worden gevergd dat hij of zij bijdraagt in de kosten van het levensonderhoud van de alimentatiegerechtigde. Zo’n oordeel wordt echter niet lichtvaardig genomen.
Duidelijk was wel dat de verhouding tussen partijen ernstig was bekoeld. Er was sprake geweest van een tumultueuze echtscheiding en daarbij waren er over en weer aangifte/ meldingen gedaan bij de politie.
Naar het oordeel van de rechtbank was echter niet gebleken dat de vrouw zich heeft gedragen op een zodanige wijze, dat van de man niet langer kan worden gevergd dat hij nog bijdraagt in haar levensonderhoud.
Verdiencapaciteit:
Net als in veel procedures, twisten partijen voorts over de verdiencapaciteit van de vrouw. De vrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat uitgegaan moet worden van haar huidige inkomen van € 800,- netto per maand. Zij heeft hiertoe aangevoerd dat zij tot voor kort meer verdiende, maar dat zij op advies van Bureau Jeugdzorg in het belang van het jongste kind van partijen een van haar dienstbetrekkingen heeft opgezegd en dat zij zoekt naar een nieuwe baan met beter passende werktijden. De man heeft de noodzaak van het opzeggen van de dienstbetrekking bestreden en heeft gesteld dat de vrouw in staat is meer inkomen te verwerven. Voorts heeft hij de door de vrouw gestelde sollicitatieactiviteiten betwist.
Rechtbank past toch oude salaris van de vrouw toe bij nieuwe berekening:
In het licht van de gemotiveerde betwisting door de man oordeelt de rechtbank dat de vrouw haar stelling dat zij genoodzaakt was één van haar functies op te zeggen, onvoldoende heeft onderbouwd. Bovendien heeft zij volgens de rechtbank niet aangetoond dat zij zich inspant om een hoger inkomen te verwerven. In dit verband overweegt de rechtbank dat stukken die de stellingen van de vrouw staven, ontbreken. De rechtbank gaat dientengevolge uit van een verdiencapaciteit van de vrouw conform haar jaarinkomen 2011 (te weten € 16.270,- bruto). Rekening houdend met de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet, de op de vrouw van toepassing zijnde heffingskortingen en het kindgebonden budget, berekent de rechtbank het netto besteedbare inkomen van de vrouw op (afgerond) € 1.300,- per maand.
Kostgeld kinderen:
Ter zitting is komen vast te staan dat de vrouw haar woning deelt met de twee meerderjarige kinderen, die beiden in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien. Eveneens is gebleken dat de kinderen kostgeld betalen aan de vrouw. In het licht van deze omstandigheid en rekening houdend met een – in redelijkheid geschatte – bijdrage van € 100,- per maand per kind, oordeelt de rechtbank dat de vrouw in haar eigen levensonderhoud kan voorzien.
Nu de vrouw aldus geen behoefte heeft aan een aanvullende bijdrage in haar levensonderhoud van de man, wijst de rechtbank haar verzoek af.
De tweede poging van de vrouw om meer partneralimentatie te krijgen, lukt dus wederom niet. Het is verstandig om altijd goed te blijven opletten wat de ex-partner doet. Het zomaar opzeggen van het werk is dus in ieder geval niet verstandig.
Eigenlijk is in deze zaak het onvermogen om met elkaar te blijven praten de oorzaak van alle ellende. Ook na de echtscheiding elkaar geen rust gunnen, is volgens mij erger dan wat dan ook. Ook hier zitten de kinderen in de vuurzone…
U bent geïnformeerd…
Hein Dudink, advocaat
(Bron: Rechtbank ’s-Gravenhage, 17 april 2012, LJN BW3710)